Home Kennis Verantwoordelijkheid kledinginzameling per 2023 van gemeente naar textielproducent

Verantwoordelijkheid kledinginzameling per 2023 van gemeente naar textielproducent

30 november 2021
Edward Brans
en
Marije van Mannekes

Gemeenten zijn straks niet meer zelf verantwoordelijk voor de inzameling en recycling van afgedankte kleding. Vanaf 2023 komt er een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel waarmee deze taken bij de kledingindustrie, inclusief webshops en importeurs, komen te liggen. Dit moet zorgen voor meer hergebruik van kleding, minder verspilling en minder vervuiling. En die wens is gegrond. Textiel is een van de meest vervuilende en grondstof verbruikende industrieën wereldwijd. Daar komt bij dat als gevolg van de steeds slechtere kledingkwaliteit de textiel-afvalberg blijft groeien. Bovendien wordt van de hoeveelheid textiel die jaarlijks wordt ingezameld momenteel nog slechts 12% gerecycled en 2% hergebruikt. Toenemende hoeveelheden textiel komen in het restafval terecht, waarmee deze ongeschikt worden om opnieuw te gebruiken en meegaan in de afvaloven. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bereidt daarom momenteel een conceptbesluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel voor.

UPV textiel als antwoord

Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) is een veelgebruikte vorm van beleid om de transitie naar een circulaire economie in de Europese Unie te ondersteunen. In Nederland zijn de bepalingen over regelingen voor UPV aan de hand van eisen die de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA) hieraan stelt, geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze bepalingen zijn verder uitgewerkt in het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (Besluit UPV).

Met de invoering van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid − zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer − die ziet op textiel, worden in plaats van gemeenten de producenten van kleding zelf (financieel) verantwoordelijk voor de gehele levenscyclus van de producten die ze op de markt brengen, inclusief de afvalfase. En dat zou het hergebruik en de recycling van onze oude kleding een impuls moeten geven.

Het besluit regelt dat met ‘producent’ wordt bedoeld degene die beroepsmatig een textielproduct voor het eerst op de Nederlandse markt brengt. Doordat in de definitie van producent is opgenomen dat sprake moet zijn van ‘in de handel brengen’, valt ook de importeur onder dit begrip. Het gaat er bij het in de handel brengen niet om aan wie het product wordt aangeboden. Dat kan zowel zijn aan een bedrijf als direct aan een consument.

Het verschuiven van de verantwoordelijkheid naar producenten zou hen moeten prikkelen te zorgen voor een langere levensduur van textiel, en zou er bijvoorbeeld toe moeten leiden dat zij kleding van hogere kwaliteit op de markt gaan brengen, en hergebruik, reparatie en recycling van kleding gaan stimuleren. Dat maakt weer dat kleding minder snel afval wordt en beter geschikt is voor recycling. De grondstoffen uit die recycling kunnen producenten dan weer inzetten, in plaats van deze volledig nieuw te winnen. Met het sturen op de achterkant van de keten wordt kortom ook de voorkant ervan beïnvloed, zo is het idee.

Passend innamesysteem in verhouding tot gemeentelijke zorgplicht

Onderdeel van de afvalfase is ook de inzameling van textiel. De inzameling van textiel ligt echter wettelijk bij gemeenten. Die gemeentelijke zorgplicht wordt vanaf 1 januari 2025 bovendien uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor de gescheiden inzameling van textiel, naar aanleiding van voorstellen van de Europese Commissie in het kader van het in december 2015 gepresenteerd pakket circulaire economie.

Met de uitgebreide UPV krijgen textielproducenten op grond van het Besluit UPV al vanaf 2023 de verplichting te zorgen voor een passend innamesysteem waar het gaat om kleding en huishoudtextiel dat zij op de markt brengen.

Onder ‘passend’ verstaat artikel 2 van het Besluit UPV dat het innamesysteem:

  1. gedurende het gehele jaar beschikbaar is en niet beperkt is tot gebieden waar de inname en het beheer van de betreffende afvalstoffen het meest kostenefficiënt is; en
  2. degene die voornemens is zich van de betreffende stoffen, mengsels of producten te ontdoen in staat stelt om deze kosteloos bij het innamesysteem in te leveren. Dit houdt onder meer in dat de inname niet mag worden gestaakt zodra de inzameldoelstellingen zijn gehaald.

Gegeven de zorgplicht van gemeenten ligt het voor de hand dat producenten, nu de verantwoordelijkheid voor de gescheiden inzameling van textiel naar deze groep verschuift, met gemeenten afspraken maken over een passende vergoeding die gemeenten voor het gescheiden inzamelen zouden moeten ontvangen. Een vergelijkbare vergoeding wordt door producenten van verpakkingen aan gemeenten betaald voor de inzameling van plastic en metalen verpakkingen (blikjes) en drankenkartons via de PMD-afvalbakken.

Producenten van textiel kunnen er echter ook voor kiezen om daarnaast een eigen inzamelsysteem voor textiel op te zetten. Daarbij wordt producenten ook de mogelijkheid gelaten een producentenorganisatie op te richten waarmee collectief invulling gegeven kan worden aan de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het Besluit UPV textiel. Binnen zo’n producentenorganisatie kunnen producenten afspraken maken die bindend kunnen worden gemaakt voor de hele sector door middel van een algemeenverbindendverklaring (AVV) door het Rijk.

Wettelijke en handhaafbare doelstellingen

Het instellen van een UPV legt producenten kwantitatieve, wettelijke en handhaafbare doelstellingen op met betrekking tot hergebruik en recycling van textiel. De doelstellingen, uitgedrukt in percentages, lopen tussen 2025 en 2030 jaarlijks middels gelijke stappen op.

Zoals genoemd ligt het huidige recyclepercentage op dit moment op ongeveer 12%., en wordt slechts 2% van het op de markt gebrachte textiel hergebruikt. In 2025 moet in elk geval 50% van de in de handel gebrachte textielproducten opnieuw worden ingezet voor producthergebruik of recycling. In 2030 wordt dat 75%. Deze hergebruik- en recyclingdoelstellingen gelden voor iedere producent, en worden gerelateerd aan de hoeveelheid textielproducten die in het afgelopen kalenderjaar door de producent in Nederland in de handel zijn gebracht.

In 2025 wordt van die 50% textielproducten, ten minste 20%(-punt) voorbereid voor hergebruik. De overige 30%(-punt) mag worden behaald met recycling of voorbereiding voor hergebruik. Deze gecombineerde doelstelling geeft producenten de mogelijkheid een eigen keuze te maken tussen hergebruik of recycling. Zo kunnen zij – met als randvoorwaarde dat 20% hergebruik moet worden behaald – naar eigen afweging kiezen om binnen die overige 30% meer te recyclen, bijvoorbeeld in het geval van lage kwaliteit textiel, of textiel juist te laten hergebruiken bij hogere kwaliteit. Van het deel dat wordt voorbereid voor hergebruik is 10%(-punt) bestemd voor hergebruik in Nederland. En van het gerecyclede deel wordt 25% vezel-tot-vezel gerecycled. Bij vezel-tot-vezel recycling gaat het om hoogwaardige recycling waarbij de grondstof opnieuw inzetbaar wordt binnen de textielketen.

Als doelstelling voor 2030 neemt het ontwerpbesluit op dat 75% van het afgedankte textiel opnieuw wordt ingezet via producthergebruik of recycling. Daarvan wordt ten minste 25%(-punt) voorbereid voor hergebruik. De overige 50%(-punt) mag worden behaald met recycling of voorbereiding voor hergebruik. Van het deel dat wordt voorbereid voor hergebruik is 15%(-punt) bestemd voor hergebruik in Nederland. Van het gerecyclede deel wordt in 2030 minimaal 33% vezel-tot-vezel gerecycled.

Raadpleeg hier het conceptbesluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel en bijbehorende toelichting, waarvan de internetconsultatie vanaf 22 november is opengesteld.