Home Kennis Vogelverstorend drijvend zonnepark: niet zonder Wnb-ontheffing

Vogelverstorend drijvend zonnepark: niet zonder Wnb-ontheffing

26 augustus 2021
Lianne Barnhoorn
en
Marije van Mannekes

Drijvende zonneparken zijn in Nederland een relatief nieuwe vorm van het grootschalig opwekken van zonne-energie. Zon op water kan vanwege de natuurlijke koeling van de panelen en de hogere instraling vergeleken met zon boven land een hogere stroomopbrengst opleveren. Het is daarmee een aantrekkelijke optie bij het realiseren van de omvangrijke hernieuwbare energieopgave. Bij het aanleggen van zonneparken op het water dient tegelijkertijd voldoende oog te zijn voor de natuur in dit gebied. Dat deze belangen kunnen conflicteren, laat een uitspraak van 14 juli jl. zien.

Wat speelde in deze zaak?

Het bedrijf GroenLeven B.V. wil op de Zandwinplas Weperpolder te Friesland een drijvend zonnepark realiseren. Daartoe dient het bedrijf bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân (hierna: het college) een aanvraag in voor een Wnb-ontheffing die in juli 2019 ook wordt verkregen. GroenLeven was al gestart met de testfase. Het college treedt handhavend op: GroenLeven moet direct stoppen met de werkzaamheden op de zandwinplas.

Tegen dit besluit gaat GroenLeven in bezwaar en uiteindelijk ook in beroep. Daarbij voert het bedrijf onder meer aan dat er geen sprake is van een overtreding van artikel 3.1 lid 2 van de Wnb. Artikel 3.1 lid 2 Wnb bevat een verbod om opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Ook wordt het vierde lid van artikel 3.1 van de Wnb volgens GroenLeven niet overtreden, op basis waarvan het verboden is vogels opzettelijk te storen.

Volgens GroenLeven moet er onderscheid worden gemaakt tussen de aanleg en het gebruik van het zonnepark. Voor de aanleg is in juli 2019 ontheffing verkregen. GroenLeven stelt dat er geen sprake is van permanente schade en meent dat het niet zo is dat elke vermindering van de beschikbare ruimte tot een beschadiging van rustplaatsen, nesten of verstoring leidt.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat het college terecht een overtreding van artikel 3.1 lid 2 van de Wnb heeft vastgesteld. Door de plaatsing van het zonnepark kan een deel van de plas niet meer worden gebruikt door de vogels die de plas normaal gesproken als rust- en slaapplaats gebruiken. Door het zonnepark wordt die beschikbare ruimte aanzienlijk verminderd. In de winter wordt deze ruimte door de vorst nog eens extra beperkt, terwijl juist dan de kans bestaat dat veel vogels daar een plek zoeken omdat de nabijgelegen ondiepe Fochteloërveenplassen dichtgevroren kunnen zijn. De rechtbank beoordeelt daarom de aanleg van het testpark én het gebruik daarvan als een opzettelijke beschadiging van rustplaatsen van vogels. Er is volgens de rechtbank ook sprake van een overtreding van artikel 3.1 lid 4 Wnb. Bij de aanleg van het testpark in 2018 waren er duizenden ganzen aanwezig en de bouwwerkzaamheden aan de rand van de plas konden dan ook voor onrust zorgen onder de ganzen die daar op het water wilden neerstrijken. Deze vogels werden dus opzettelijk gestoord. Het college was volgens de rechter dan ook bevoegd om handhavend op te treden.

Dat voor aanvang van de werkzaamheden al wel een aanvraag om een ontheffing was ingediend (en die ontheffing uiteindelijk ook is verleend), mag GroenLeven niet baten. Zo was geen sprake van concreet zicht op legalisatie, onder meer omdat de behandeling van de aanvraag nog niet was afgrond, er zienswijzen op de aanvraag mochten worden ingediend, en niet is gebleken dat het college destijds bereid was gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de gevraagde ontheffing te verlenen. De rechtbank merkt nog maar eens op dat de belangen van de Wet natuurbescherming zeer zwaar wegen. Voordat wordt begonnen met werkzaamheden moet men in bezit zijn van de juiste ontheffing. Dit kan niet achteraf.

Bij de aanleg van zonneparken op het water krijgt men, kortom, al snel te maken met de Wet natuurbescherming. Een ontheffing in de zin van de Wnb zal dan vaak een noodzakelijke stap zijn voordat met de daadwerkelijke aanleg kan worden gestart.

Lees hier de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 14 juli jl., ECLI:NL:RBNNE:2021:3180.