Home Kennis Energietransitie vs. natuurbescherming. Wat is toereikend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen bij isolatiewerkzaamheden?

Energietransitie vs. natuurbescherming. Wat is toereikend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen bij isolatiewerkzaamheden?

20 juli 2021
Edward Brans
en
Marije van Mannekes

Een energieneutraal huis is goed voor het klimaat en tegelijkertijd fijn om in te wonen. Veel mensen zetten daarom de eerste stappen met het energieneutraal maken van hun woning. Bijvoorbeeld door de spouwmuur en/of het dak op te vullen met isolatiemateriaal. Echter kan die (na-)isolatie eventueel aanwezige vleermuizen, die van deze plekken immers graag hun rustplaats maken, in sommige gevallen fataal worden. Dat kan worden voorkomen door goed onderzoek te doen naar de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in een woning. Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn de in Nederland voorkomende vleermuissoorten beschermd, en is dergelijk onderzoek wettelijk vereist. In een uitspraak van 11 mei jl. oordeelde rechtbank Midden-Nederland in hoeverre de onderzoeksmethode van een bouwbedrijf toereikend was in het licht van de Wnb.

Waar ging deze zaak over?

Begin september 2019 ontving een bouwbedrijf de opdracht een aantal woningen in Rhenen te isoleren. Voordat het met de klus begon deed het bedrijf onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van vleermuizen. Eerst inspecteerde het de gevels en daken visueel op kieren en scheuren, en boorde vervolgens op een aantal plekken een gaatje in de muur om zo met een buisje, voorzien van een camera, de binnenkant van de spouwmuur te bekijken (het zogenaamde endoscopisch onderzoek). Verder stelde het bedrijf vragen aan de opdrachtgevers over signalen die konden duiden op de aanwezigheid van vleermuizen.

Omdat het onderzoek niet wees op de aanwezigheid van vleermuizen liet het bouwbedrijf geen quickscan doen. Bij een quickscan wordt normaliter gekeken of er sprake is van open stootvoegen (ventilatiegaten), of er een spleet in de dakgoot zit en of een pand spouwmuren heeft. Wanneer er bij de quickscan kieren of spleten worden ontdekt waardoor vleermuizen naar binnen zouden kunnen komen, vindt in principe vervolgonderzoek plaats en wordt bijvoorbeeld nagegaan of de kieren en spleten worden bewoond.

Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht (het college) meent dat het bouwbedrijf met de gevolgde werkwijze de zorgplicht van artikel 1.11 van de Wnb heeft overtreden. Artikel 1.11 Wnb voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor onder meer in het wild levende dieren. Het bouwbedrijf zou ten onrechte geen quickscan, en zo nodig nader ecologisch onderzoek, hebben uitgevoerd. Daarop gelast het college het bouwbedrijf op straffe van een dwangsom om tot 1 oktober 2020 herhaling van de overtreding van de zorgplicht te voorkomen, door zich in het vervolg ervan te vergewissen dat geen vleermuizen aanwezig zijn in (spouw)muren en daken, voordat zij daaraan werkzaamheden uitvoert.

Het bouwbedrijf meent echter dat haar manier van werken wel voldoet aan de zorgplicht en stelt beroep in. De rechtbank buigt zich vervolgens over de vraag of het bouwbedrijf een overtreding heeft begaan door de werkwijze die zij heeft gehanteerd en bestaande uit visuele inspectie en endoscopisch onderzoek, in plaats van het uitvoeren een quickscan, en zo nodig nader ecologisch onderzoek.

Hoe oordeelt de rechtbank?

De rechtbank oordeelt dat de gevolgde werkwijze niet is toegestaan en een overtreding van artikel 11 lid 1 Wnb oplevert. Daarbij gaat de rechtbank ook in op de rol van de zorgplicht, zoals nader toegelicht in de Memorie van Toelichting bij de Wnb. Zo oordeelt de rechtbank dat het in principe voldoende is dat wordt voldaan aan de vereisten van het specifieke beschermingsregime van de Wnb. De toegevoegde waarde van de zorgplicht strekt er echter toe dat bij de voorbereiding van handelingen al de nodige zorgvuldigheid in acht wordt genomen en dat men er ook bij de daadwerkelijke verrichting van de handeling steeds alert is en blijft om eventuele nadelige effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Ook zonder dat er nadelige gevolgen voor vleermuizen zijn ingetreden, kan dus al sprake zijn van een overtreding van artikel 11.1 lid 1 van de Wnb.

De rechtbank merkt daarbij op dat het niet van het bouwbedrijf vraagt de isolatiewerkzaamheden achterwege te laten. Dat is immers de kern van haar bedrijfsvoering. Het bouwbedrijf had echter wel de noodzakelijke maatregelen moeten treffen om nadelige gevolgen te voorkomen. En door het volgen van de werkwijze die het bedrijf heeft gekozen zijn die noodzakelijke maatregelen niet getroffen.

Voor een zorgvuldige vaststelling van de afwezigheid van vleermuizen had in elk geval een quickscan en mogelijk nader onderzoek moeten worden uitgevoerd. De kans dat vleermuizen niet worden opgemerkt tijdens een endoscopisch onderzoek van de spouwmuur is namelijk erg groot. Vleermuizen zitten immers verscholen, en de spouwmuur bevat vaak nog oude isolatie, leidingen of puin, die deels het zicht ontnemen. De gewone dwergvleermuizen, die in Nederland het meest voorkomen, zijn bovendien zo klein dat ze zelfs in een luciferdoosje passen en daarom lastig zijn op te sporen. Ook zijn vleermuizen pas in de avonduren actief, waardoor veel mensen er geen weet hebben dat deze diertjes in hun spouwmuren leven. Aan de hand van een quickscan kan iemand met kennis vaststellen of de kieren en spleten geschikt zijn voor de aanwezigheid van vleermuizen en, omdat de verblijfplaatsen van vleermuizen gedurende de seizoenen verschilt, en had ervoor kunnen worden gekozen meerdere malen te controleren of er verblijfplaatsen zijn. Bijvoorbeeld aan de hand van ultrasound of uitwerpselen. Het onderzoek dat het bedrijf doet volstaat dus niet, en dat het bedrijf werkt volgens alle certificeringsregels doet daar niet aan af. Die regels zien immers niet op de bescherming van vleermuizen.

Op degene die een handeling met mogelijk nadelige gevolgen voor natuurwaarden wil gaan verrichten, rust een eigen onderzoeksplicht, en zal daarbij bovendien gebruik moeten maken van deskundigen wanneer hij niet zelf over de nodige deskundigheid beschikt. Omdat het bedrijf dit niet heeft gedaan heeft het gehandeld in strijd met artikel 1.11, eerste lid, van de Wnb. Daarmee is sprake van een overtreding van een wettelijk voorschrift, en dus was het college bevoegd hier handhavend tegen op te treden.

Wat maakt deze uitspraak bijzonder?

In deze uitspraak komen energietransitie en natuurbescherming samen. En, zoals ook uit deze uitspraak blijkt, zitten beide elkaar soms in de weg. Met woningisolatie wordt gewerkt aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving, en wanneer een woning goed genoeg geïsoleerd is kan deze bijvoorbeeld van het gas af en verwarmd worden met een warmtepomp. Verduurzaming gaat echter verder dan energieoplossingen alleen. Deze uitspraak maakt wederom duidelijk dat er bij de energietransitie ook rekening moet worden gehouden met de bescherming van natuur en biodiversiteit. De uitdaging is die twee maatschappelijke opgaven te integreren. Dat dit vaker tot juridische kwesties leidt laat overigens ook een uitspraak van 21 april 2021 zien. Daarin concludeerde de Afdeling bestuursrechtspraak dat de ‘Gedragscode natuurinclusief renoveren bestemd voor projecten met het NOM voorgeschreven werkwijze’ onvoldoende waarborgen bood om te voorkomen dat vleermuizen opzettelijk worden gedood of verstoord, wat tot aanpassing van de werkwijze noopte. Aandachtspunt is er dus steeds alert op te zijn de mogelijke gevolgen van een voorgestane werkwijze.

Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 mei 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2421.