Home Kennis Energieprojecten onder de Omgevingswet

Energieprojecten onder de Omgevingswet

1 februari 2017

Op 23 januari 2017 heeft de minister van Economische Zaken een brief en een rapport aan de Kamer gestuurd over omgevingsmanagement van energieprojecten. Daarbij speelt de minister in op de mogelijkheden die de Omgevingswet overheden en marktpartijen zal bieden om het management verder te verbeteren. Een paar daarvan lichten wij uit.

Halverwege 2019 zal (naar verwachting) de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet beoogt besluitvormingsprocessen beter en sneller te laten verlopen. In aanloop naar de inwerkingtreding wordt de systematiek van de Omgevingswet getest op projecten die nu worden opgezet, zogenoemde pilotprojecten. Op het gebied van energie zijn daarvoor afgelopen jaar het “Net op Zee Hollandse Kust (Zuid)”, het “Windpark Zeewolde” en de gaswinning rondom Ternaard geselecteerd.

Best practices

Twee pilotprojecten zijn reeds afgerond: “Hoogspanningsstation A4-Zone” en “Windpark Spuisluis”. Deze projecten zijn geëvalueerd, waarvan een rapport is opgesteld en bij de kamerbrief bijgevoegd. Uit de evaluatie komen een aantal best practices naar voren, waarvan hier een selectie:

  • Het is aan te raden stakeholders actief mee te nemen bij de keuze van een voorkeursalternatief;
  • Projecten met meerdere initiatiefnemers hebben baat bij een gedeelde stuurgroep, zodat integrale besluiten tot stand komen;
  • Er dient duidelijkheid te komen over de mogelijkheden van netbeheerders om deel te nemen aan een brede gebiedsverkenning. De netbeheerders zien een mogelijk bezwaar van de ACM tegen deelname aan deze verkenning;
  • Ook de rol van het ministerie van Economische Zaken dient bij aanvang van het project duidelijk zijn; het ministerie zit niet altijd aan tafel, maar lijkt wel een grote invloed te hebben op de besluitvorming

Fasering van projectmanagement van energieprojecten

De Omgevingswet onderscheid drie fasen van besluitvorming: de verkenningsfase, de planuitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. Bij energieprojecten is de verkenningsfase nog onvoldoende gescheiden van de planuitwerkingsfase. Een duidelijk bekendgemaakt voornemen ontbreekt nog, zodat het risico ontstaat dat gedurende het opstellen van het planologisch besluit de scope nog wijzigt of discussies over hoofdkenmerken nog gaande zijn. Het onderscheid tussen een herkenbaar gestarte verkenning, een voorkeursbeslissing, de planuitwerking van de voorkeur en de realisatie is nog geen tweede natuur in de energiesector.

Bijzonderheden van energieprojecten

Bij energieprojecten zijn de rollen van investeerder, initiatiefnemer, opdrachtgever en bevoegd gezag vaak verdeeld over veel verschillende actoren. De Omgevingswet deelt rollen en verantwoordelijkheden toe aan diverse actoren. Met name de rol van bevoegd gezag is op voorhand niet altijd duidelijk, terwijl voor initiatiefnemers voldoende duidelijk moet zijn wie het bevoegd gezag is voor de verkenning (en dus de voorkeursbeslissing) en of de rol van bevoegd gezag over wordt gedragen op een ander bestuursorgaan in de planuitwerkingsfase.

Tot slot

De minister reageert in zijn brief op het rapport. Hij concludeert dat de aanbevelingen overeenkomen met de aanbevelingen die volgen uit de RCR-evaluatie (waarover dit blogbericht). De aanbeveling om helderheid te verschaffen over de mogelijkheid van netbeheerders om deel te nemen aan de dialoog in de verkenningsfase herkent hij niet, netbeheerders moeten vanuit hun wettelijke taak ontwikkelingen volgen en toewerken naar een efficiënte netoplossing. Het streven van de minister is om energieprojecten zo veel mogelijk in te laten passen door regionale overheden en belanghebbenden zo vroeg mogelijk te betrekken bij de plan- en besluitvorming. Dit streven is in lijn met de Omgevingswet en de Energieagenda.

Links

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail