Home Kennis Minister EZ geeft visie op omgevingsmanagement bij energieprojecten

Minister EZ geeft visie op omgevingsmanagement bij energieprojecten

2 februari 2016

De minister van Economische Zaken geeft in een kamerbrief van 1 februari 2016 zijn visie op de rol van omgevingsmanagement bij energieprojecten. Een goede uitvoering van omgevingsmanagement is van cruciaal belang voor het kunnen realiseren van de energietransitie. De minister geeft in zijn brief een aantal belangrijke uitgangspunten waar energieprojecten (nu en in de toekomst) aan moeten voldoen.

Omgevingsmanagement cruciaal voor energietransitie

In de kabinetsreactie op het rapport ‘Aardbevingsrisico’s in Groningen’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft de minister van Economische Zaken toegezegd te komen met een brede visie op omgevingsmanagement bij energieprojecten die onder de (mede)verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. In de kamerbrief van 1 februari 2016 heeft de minister, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, deze visie gedeeld. De visie is opgesteld na consultatie van de energiesector, maatschappelijke organisaties, medeoverheden en kennisinstellingen.

De minister ziet omgevingsmanagement als een cruciaal instrument om de energietransitie te realiseren. Een duurzamere energievoorziening heeft meer fysieke ruimte nodig dan de huidige energievoorziening. Nieuwe, schone vormen van opwekking, opslag en transport van energie moeten worden ingepast in de buurt waar we ook wonen, werken en recreëren. De energietransitie heeft dus een grote impact op de leefomgeving en zal gepaard gaan met weerstand. Goed omgevingsmanagement moet alle betrokken partijen met elkaar in gesprek brengen over hun eigen rol in de energietransitie, met snellere en betere besluitvorming tot gevolg. Nu meer dan ooit.

Vijf uitgangspunten voor omgevingsmanagement bij energieprojecten

De minister geeft vijf uitgangspunten voor omgevingsmanagement bij energieprojecten. Deze sluiten aan bij de Code Maatschappelijke Participatie en de Code Interbestuurlijke Verhoudingen.

1. Samenbinden van belanghebbenden

De kern van omgevingsmanagement is dat bevoegd gezag en initiatiefnemer samen met burgers, bedrijven, lokale overheden en maatschappelijke organisaties zoeken naar gemeenschappelijke belangen en mede vanuit die gemeenschappelijke belangen beleid en projecten vormgeven. Daarbij moet vanaf het eerste begin oprechte aandacht zijn voor het borgen van de belangen en zorgen van betrokkenen in besluitvorming. Het streven daarbij is winst voor alle partijen.

2. Betrek de omgeving zo vroeg mogelijk

De eerste stap is om niet als initiatiefnemer of overheid zelf al direct een plan te presenteren, maar dit met de omgeving vorm te geven, inclusief de optie van een totaal andere oplossing voor het beleidsdoel. Ideeën vanuit de omgeving voor de oplossing van een probleem worden volwaardig meegenomen in het onderzoek, selectie en trechtering van alternatieven, passend binnen de vooraf gestelde doelen en kaders (bijvoorbeeld budget of planning). Het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden geldt niet alleen in het stadium van concrete projecten, maar juist ook daarvoor, wanneer bijvoorbeeld (zoek)gebieden worden aangewezen.

3. Transparantie en vertrouwen

Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen. Er moet een gelijke kennisbasis zijn en partijen mogen elkaar niet verrassen. Besluitvorming is georganiseerd als een transparant proces. Bevoegde gezagen verantwoorden de keuzes die zij hierbij maken en laten zien hoe verschillende belangen, zowel procesmatig als inhoudelijk, hebben doorgewerkt in de besluitvorming. Bij transparant werken hoort ook dat partijen transparant zijn over hun belang en rol. De overheid heeft bijvoorbeeld vaak meerdere rollen die samen kunnen komen in één project.

4. Omgevingsmanagement is een gezamenlijke verantwoordelijkheid

Overheden zijn primair verantwoordelijk voor het betrekken van de omgeving in de fase waarin doelen worden gesteld en globale gebieden of tracés worden aangewezen. In de fase van besluitvorming wordt de rol van de initiatiefnemer steeds belangrijker en ziet het bevoegd gezag toe op de wijze waarop de omgeving wordt betrokken. Tijdens de realisatie en ingebruikname is de initiatiefnemer primair verantwoordelijk. Maatschappelijke organisaties en omwonenden hebben een belangrijke rol in het delen van hun kennis en het expliciteren van hun belang.

5. Maatwerk

Elk project is uniek en vergt een eigen oplossing voor het betrekken van de omgeving. Dat betekent dat de betrokkenen per project in het allereerste stadium zullen moeten bepalen op welke wijze de omgeving betrokken wordt en wie daarin welke rol pakt. Steeds moet duidelijk zijn waar nog ruimte voor alternatieven is (bijvoorbeeld in tijd, geld, techniek) en wat al vast ligt. Verwachtingenmanagement is cruciaal. Als er bijvoorbeeld al besloten is over nut- en noodzaak van een windpark, dan is die vraag geen onderdeel meer van het vervolgproces.

Bij welke projecten worden de vijf uitgangspunten toegepast?

Voor de wijze waarop de uitgangspunten van omgevingsmanagement worden toegepast, maakt de minister onderscheid tussen (1) lopende projecten, (2) binnenkort te starten projecten en (3) projecten die gaan starten na de looptijd van het Energieakkoord (2023).

1. Lopende projecten

In lopende projecten zijn belangrijke keuzes reeds gemaakt en zijn de kaders al gegeven, zoals het Energieakkoord, waarin afspraken zijn gemaakt over 14% en 16% hernieuwbare energieopwekking in respectievelijk 2020 en 2023. Toch is er ruimte om het omgevingsmanagement ook in lopende projecten te versterken. De minister zet daarbij intensiever in op het actief betrekken van omwonenden, transparante communicatie en een gebiedsgerichte aanpak. Nieuw is de inzet van een zogenoemde gebiedscoördinator, die verkent of er vanuit de bewoners animo is om samen met de initiatiefnemers en overheden invulling te geven aan communicatie, participatie en profijt voor omwonenden. Windparken N33, De Drentse en Oostermoer en (binnenkort) Fryslân gaan als pilotprojecten al met een gebiedscoördinator werken. De gebiedscoördinator wordt door de minister, de provincie, de gemeente en de initiatiefnemer gezamenlijk ingesteld.

2. Binnenkort te starten projecten

Bij projecten waarvan de procedure binnenkort start, gaat de minister werken in de geest van de Omgevingswet, die in 2018 in werking treedt. Als beschreven in ons eerdere blogbericht, schrijft die wet voor dat het bevoegd gezag in het beginstadium van een project kennis geeft van de wijze waarop burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen worden betrokken. Ook wordt voor grote projecten een participatieplan verplicht. De minister zal een aantal energieprojecten op Rijksniveau selecteren, waaronder in ieder geval het windpark Zeewolde en het Net op Zee Hollands Kust (zuid), die als pilotproject met de Omgevingswet ervaring gaan op doen.

Mijnbouwprojecten zullen zoveel mogelijk gaan werken conform de wijziging van de Mijbouwwet, die voorziet in een adviesrecht voor provincies en gemeenten bij instemmingsbesluiten op winningsplannen. Ook zal de minister beleidsregels opnemen in de Structuurvisie Ondergrond waarmee hij mijnbouwmaatschappijen voorwaarden kan stellen die leiden tot versterking van het omgevingsmanagement.

3. Projecten die starten na 2023

Voor projecten die starten na de looptijd van het Energieakkoord zal de inzet op omgevingsmanagement aansluiten bij (paragrafen 3.5 en 3.6 van) het Energierapport. De verantwoordelijkheid voor het samenwerken met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties op projectniveau zal dan primair bij de initiatiefnemer komen te liggen, die daarin samenwerkt met het bevoegd gezag. Het Rijk heeft daarbij een regisserende rol vanuit het collectieve belang van de energietransitie.

Nationaal Platform Energie en Omgeving

De minister wijst er in zijn kamerbrief op dat betrokkenheid van burgers, bedrijven en organisaties niet zal betekenen dat er altijd volledige consensus ontstaat. Maar ook in gevallen waarin geen volledige consensus mogelijk blijkt, is een zorgvuldig proces van belang omwille van de legitimiteit van de besluitvorming. De minister denkt erover om een Nationaal Platform Energie en Omgeving op te richten. Dat platform zou tot doel hebben de besluitvorming over energietransitie te verbeteren door het toepassen van omgevingsmanagement. Of het platform er daadwerkelijk komt, maakt de minister naar verwachting na de Energiedialoog (die start in april 2016) bekend.

Bron: Kamerbrief Samen energieprojecten realiseren: visie op omgevingsmanagement, 1 februari 2016.

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail

Social tags